De verloren huid
Mijn dochter kwam thuis van de kinderopvang met een wondje op haar voorhoofd. Het zorgde voor paniek en uiteindelijk dit essay over complotdenkers, Naomi Klein en champignons.
*Dit essay verscheen eerder in Hard//hoofd-magazine No 4 (2024)
-
Ik snijd wat champignons in stukjes. Mijn dochter is net terug van de kinderopvang, ze speelt met haar pop en mijn vriendin zegt: ‘Heb je dit gezien? Ze heeft een wondje op haar voorhoofd.’ De champignons laat ik voor wat ze zijn, ik veeg de haren van het voorhoofd van mijn dochter en dan zie ik het. ‘Schaafwondje,’ zegt mijn vriendin. ‘Waarschijnlijk is ze tegen een tafel gelopen.’ Ik knik, krijg met moeite over mijn lippen dat de medewerkers van de opvang niets gezegd hebben in hun overdracht, dat ze het vergeten zullen zijn. Dan borrelt er een dierlijke angst naar boven. Ik probeer het te onderdrukken en in te slikken. Wat denk ik dan dat er gebeurd is? Iets. Het doodenge iets is mijn kind overkomen. Het niet weten werkt als brandend maagzuur, de angst kruipt door mijn slokdarm omhoog en dan, langs alle kanten tegelijk, vliegen de verhalen over misstanden in de kinderopvang me aan. Mijn verbeelding maakt er scenario’s vol gruwelijkheden van en in geen tijd denk ik in complotten.
In 2022 kwamen er in België schokkende misstanden aan het licht in de kinderopvang: het begon met de dood van een kind door toedoen van een medewerker, daarna volgde een stortvloed van verhalen over mishandelingen door begeleiders. Toen ik erover hoorde, bezwoer ik de verhalen niet te lezen, maar het onderwerp was in het bijzijn van mijn Vlaamse familie en vrienden niet te vermijden. Ik verbeet mijn neiging om handen op mijn oren te leggen als de horror zonder verpinken, hoofdschuddend werd besproken. Ik kreeg alle details te horen.
En nu heeft mijn dochter een onverklaarbaar wondje op haar voorhoofd.
Naomi Klein haar goede naam, haar brand als huisintellectueel van de andersglobalisten en mondiaal links, loopt door de verwarring schade op (een ironie die haar, als auteur van No Logo, het standaardwerk voor branding-criticasters, niet ontgaat).
Ik keer terug naar mijn champignons en spreek mezelf streng toe dat ik een rationeel mens ben, niet zo’n wappie die overal samenzweringen ziet. Dat het een kléin wondje is, waarschijnlijk opgelopen bij het spelen, dat we een fijne opvang hebben, dat we zoveel van de medewerkers geleerd hebben.
De paniek verdwijnt niet en ik weet waarom: sinds ik vader ben, ben ik een huid verloren. Voor het eerst in mijn leven zijn er nieuwsberichten die ik niet lees, beelden die ik niet te verdragen vind, verhalen die ik niet wil horen. Overal zie ik mogelijk gevaar. De eerste maanden dat mijn dochter thuiskwam van de kinderopvang inspecteerde ik haar als ik haar luier verschoonde en haar klaarmaakte om te gaan slapen. Haar hele lichaam bekeek ik grondig: ik tilde armpjes en beentjes op, keek naar de billen – op zoek naar iets, iets ongewoons. Ik vond helemaal niets, natuurlijk.
(Heb ik al gezegd dat de leidsters op onze kinderopvang fantastisch zijn?)
Parrallel aan mijn verloren huid, groeide mijn begrip voor complotdenkers. Voorheen waren het irritante wappies die me vooral tijdens corona gek maakten met hun pleidooi voor yoga-oefeningen en ademhalen als vaccin. Het waren idioten die overal een fascistisch complot in zagen. Maar ik begon steeds meer te begrijpen waar hun verhalen vandaan kwamen: uit de noodzaak het onverklaarbare te verklaren, om dat iets te achterhalen.
In haar nieuwste boek Dubbelganger schrijft de Canadese politiek activist Naomi Klein over een schijnbaar persoonlijk probleem; ze wordt vaak door elkaar gehaald met de Amerikaanse feministe Naomi Wolf. Niet geheel verrassend; ze streden een gelijkaardige strijd, waren allebei uitgesproken publieke links-intellectuelen én ze dragen dezelfde voornaam. Maar sinds enkele jaren heeft Wolf een andere afslag genomen en is ze complottheorieën gaan aanhangen en verspreiden. Tijdens corona kwam dat in een stroomversnelling en dus werden de verwarringen voor Naomi Klein steeds vervelender. Haar goede naam, haar brand als huisintellectueel van de andersglobalisten en mondiaal links, loopt door de verwarring schade op (een ironie die haar, als auteur van No Logo, het standaardwerk voor branding-criticasters, niet ontgaat).
Klein gaat op zoek naar de drijfveren van haar naamgenoot en probeert te begrijpen waarom Wolf en anderen zo’n overduidelijke nonsens aanhangen. Daarin valt haar empathie op: met warmte schrijft ze over mensen die belanden in wat zij de Spiegelwereld noemt, ‘een wereld die unheimlich veel op de onze lijkt, maar toch overduidelijk is verwrongen en vervormd.’
Ze neemt zelfs de larie serieus die haar dubbelganger spuit in de talkshow van Steve Bannon, oud-adviseur van Trump en radicaal-rechtse volksmenner. Wolf vertelt daar hoe ze door New York liep, waar de vaccinatiegraad hoog is, en hoe het haar opviel dat de mensen anders leken, alsof het helemaal geen mensen waren. Ze beweert dat gevaccineerden geen geur hebben, ze stinken niet, je ruikt ze gewoon niet. Ze wijt het aan de ‘lipide nanodeeltjes’ in de mrna-vaccins. ‘Het is overduidelijk bizarre onzin,’ stelt Klein, ‘[…] maar ze raken wel degelijk aan iets wat waar is. Want moderne steden hebben iets levenloos en wetteloos en dat aspect werd inderdaad sterker tijdens de pandemie: inderdaad voelen velen zich op een bepaalde manier minder levend, minder aanwezig, eenzamer.’
De kern van Wolfs verzinsel raakt volgens Klein dus weldegelijk iets aan, de sfeer in steden tijdens corona, de zichtbaarheid van de eenzaamheid – zoiets.
De vraag dringt zich op: welke kern raakt mijn paniek aan?
Er is angst in zijn pen gekropen. Erger dan dat wordt het niet: een auteur moet alle vrijheid voelen, moet in de schrijfkamer ongegeneerd en schaamteloos kunnen schrijven.
Mijn dochter dendert door de woonkamer, het mysterieuze schaafwondje op haar voorhoofd lijkt haar humeur niet te beïnvloeden. Ik slik een golf van paniek weg en neem me voor om morgen te bellen naar de opvang. In alle rust zal ik vragen of zij misschien weten wat er gebeurd is. Een luchtige toon zal ik aanslaan, van iemand die vertrouwen heeft in de mensen en in de samenleving als geheel. Ik zal de rust uitstralen van iemand die weet dat hij en zijn gezin veilig zijn.
Ik vraag: ‘Heeft ze nog andere wondjes?’
‘Nee, ik zie niets,’ zegt mijn vriendin en ze herhaalt: ‘Ze zal wel tegen de tafel gelopen zijn.’
Hoe kan zij zo rustig blijven?
Ik gooi wat pasta in het kokende water en zeg in mijn hoofd: tegen de tafel gelopen, dat kan gebeuren. Ze vergaten het me te zeggen. De tafel. Mijn vriendin zegt het ook, dat zal het geweest zijn. Ik hoor de stem van de medewerker al, morgen, aan de telefoon, haar vrolijkheid die even halt houdt, een scherpe inademing en een lange sorry. Ze vergaten het inderdaad te zeggen: ze was aan het spelen en struikelde over… Of nee, ze speelde met een ander kindje en ze renden achter elkaar aan, tegen de tafel op – zoiets.
De paniek van een ouder is heel dierlijk, ik moet alle zeilen bijzetten om niet gek te worden van een klein schaafwondje. Hoe moet het zijn als je leven niet door rustige vastheid gekenmerkt wordt, maar door achterdocht? Hoe moet het zijn als je de samenleving als vijandig en onbetrouwbaar ervaart?
Begin september 2023 kregen de bedreigers van schrijver Pim Lammers hun straffen te horen. Vier van hen kreeg 50 tot 60 uur taakstraf, waarvan de helft voorwaardelijk. De vijfde werd vrijgesproken. Lammers, schrijver van kinderboeken, werd bedreigd naar aanleiding van zijn kortverhaal voor volwassenen, Trainer, over een jongen die de seksuele aandacht van zijn voetbaltrainer eigenlijk wel leuk en spannend denkt te vinden. De bedreigingen waren heftig, goor en fel. Hij gaf zijn eervolle opdracht om het gedicht voor de kinderboekenweek te schrijven terug. Ik zette mijn naam onder een ondersteunende petitie en kocht direct wat boeken van hem om cadeau te doen aan mijn nichtjes.
Lammers legt in Nieuwsuur uit dat de situatie zijn plezier in schrijven heeft aangetast. Hij denkt nu wel twee keer na voordat hij een zin opschrijft. Er is angst in zijn pen gekropen. Erger dan dat wordt het niet: een auteur moet alle vrijheid voelen, moet in de schrijfkamer ongegeneerd en schaamteloos kunnen schrijven. De straffen voor zijn belagers liggen dan ook veel te laag: enkele uren werkstraf voor het muilkorven van een toptalent uit de jeugdliteratuur – het is een schande.
In NRC vertelt een van Lammers’ bedreigers Sheryll W. dat ze niet doorhad waarom de politie bij haar op de stoep stond. Pas later herinnerde ze zich haar bedreigende bericht aan Pim Lammers weer. Ze is moeder van een dochtertje van vier en heeft zelf misbruik meegemaakt. Ze had op Instagram gereageerd op een bericht van een bekende influencer, maar kende de schrijver verder niet. Ze gaf toe impulsief te hebben gehandeld.
Is deze vrouw degene die Lammers’ pen in angst heeft gedoopt? Of moeten we het wijten aan de Steve Bannons en de Naomi Wolfs van deze wereld, die hun overduidelijke onzin spuien in de hoop dat die wordt opgepikt door mensen die er vatbaar voor zijn, mensen bij wie dat stukje huid ontbreekt? Die influencers hebben trouwens geen veroordeling aan hun broek.
—
In september 2023 werden er in Wallonië enkele scholen in brand gestoken. Op de gevels stond No Evras gekalkt. Evrasstaat voor éducation à la vie relationelle, affective et sexuelle. Het is een programma rond seksuele voorlichting in de klas en het bestaat al jaren. Sinds kort is het omstreden omdat het verplicht is geworden op scholen in Wallonië en Brussel: eenmalig twee uur les op de basisschool en twee uur op de middelbare school.
De gekste verhalen doen de ronde over de cursus: kinderen zouden leren masturberen in de klas, porno kijken en zich moeten uitkleden. En er zouden lessen seksuele opvoeding in de kinderopvang komen. Het ene verhaal is nog lachwekkender dan het andere.
Welke kern raakt mijn paniek?
In de podcast van De Standaard vragen de journalisten zich af hoe mensen zich zo’n klinkklare nonsens kunnen laten wijsmaken. Ze bespreken de influencers die het vuur opstoken, dit keer vergezeld door een dolgedraaide kinderpsychiater en een ultrakatholieke organisatie. We horen ook enkele ouders, misschien wel de grootste aanwezige groep op de betogingen tegen Evras. Het zijn mensen die, net als ik, een huid verloren zijn en paniekerig naar houvast zoeken.
—
Welke kern raakt mijn paniek?
Een kind, stelt Naomi Klein, is ook een verdubbeling: ‘Voortplanting werd lange tijd gezien, en dan vooral binnen rijke gezinnen, als een vorm van verdubbeling in de tijd. […] In onze tijd van personal branding en geoptimaliseerde zelven heb je geen geërfde rijkdom of adellijke titel nodig om iets vergelijkbaars te doen. Je kunt je kind simpelweg behandelen als een spin-off dan wel een merkextentie: een miniatuurversie van jezelf, een mini-me […].’
Als ik naar mijn dochter kijk, zie ik de kledingsmaak van mijn vriendin en mij. Als ik naar haar luister, hoor ik de Vlaamse woorden die ze van me leerde, uitgesproken met Rotterdams accent: salut als ze afscheid neemt van mijn ouders, een amai of vuilbak. Net als haar ouders heeft ze een uitpuilend boekenkastje en in de hoek van de woonkamer staat haar eigen oor-fauteuil, een miniatuurkopie van onze groene leesstoel.
Je zou kunnen stellen dat de pijn van mijn kind, mijn mini-me, ook de mijne is. Dat verklaart wellicht de dierlijkheid van mijn ouderschap. Het bewaken van een kind is ook het bewaken van de fysieke integriteit.
Het is een deel van het ouderschap dat ik me nooit voor kon stellen. Ik maakte opmerkingen en grappen over complotdenkers die kinderen centraal stelden in hun samenzwering. Ik praatte over hen, hooghartig en neerbuigend. Maar nu ik zelf in de modderpoel van het opvoeden zit, kan ik niet anders dan begrijpen wat die mensen voelen. Het is lastig: een kind is de verpersoonlijking van onschuld, en je eigen kind… tja, dat ben je ergens ook zelf.
In een interview bij The New Yorker Radio Hour drukt Naomi Klein mijn aanvoelen eloquent uit. Ze roept op tot mildheid voor die ‘belachelijke mensen die ervoor kiezen te vluchten in een fantasiewereld en samenzweringstheorieën.’ Ze lacht en zegt: ‘Ik ben naar Barbie gaan kijken, jij toch ook? Ik bedoel maar: er zijn veel manieren om de realiteit te ontvluchten.’
‘Heb je je gestoten aan de tafel?’ vraag ik en direct vraag ik me af of er te veel suggestie in mijn toon zit. ‘Tafel, tafel met Ef,’ zegt mijn dochter met grote ogen. Ze begrijpt de vraag niet, praat verder over Ef, haar bijnaam voor een van de leidsters. Mijn vriendin haalt haar schouders op – nogmaals: hoe kan zij zo rustig blijven?
Ik zal rustig blijven omdat ik weiger iemand te zijn die toegeeft aan paniek.
Ik keer terug naar de keuken, giet de pasta af. Morgen ga ik de kinderopvang bellen, besluit ik, maar ik vertel het niet aan mijn vriendin. Blijkbaar kan je je schamen voor je eigen irrationaliteit en er tegelijk toch aan toegeven. Ik adem diep in, de paniek trekt wat weg dankzij dat besluit. Morgen zal ik het weten. Ook als ze het heel druk hebben en de kinderen op de achtergrond krijsen en ze me niet goed verstaan door de telefoon, zal ik rustig blijven omdat ik weiger iemand te zijn die toegeeft aan paniek.
Dan lacht mijn vriendin, ik draai me om. Ze kijkt me met een brede glimlach aan: ‘Het is jam.’
‘Wat?’
‘Het wondje. Het was wat jam.’





